Kardinaal Eijk staat in zijn column ook stil bij de missionaire Kerk. Hij schrijft: “Het vuur van de Heilige Geest wordt weer zichtbaar in onze parochies. We zien hoe diverse parochies enthousiast met missionaire projecten van start zijn gegaan: onder meer gezinszondagen, ankerzondagen en Alpha-cursussen, die hun eerste vruchten al beginnen af te werpen. Na zo’n halve eeuw de geloofsoverdracht te hebben verwaarloosd, komen de Kerk en daarmee de parochies weer bij hun essentiële opdracht uit. Onze parochies worden weer missionair. Dat wil zeggen: ze worden wat ze in wezen ook zijn.”
Diocesaan diaconaal werker Tom van Vilsteren schrijft in zijn bijdrage ‘Kerst in armoede’ dat het “in de aanloop naar de kerstdagen bij veel mensen met een diaconaal hart gaat kriebelen.” Van Vilsteren: “Ze zetten zich extra in en doen veel moeite om met bijvoorbeeld het schenken van een kerstpakket aandacht te geven aan minderbedeelde medemensen.”
Hij constateert dat ondanks zorgvoorzieningen er vele mensen zijn die het met een minimum moeten doen en/of zich eenzaam en niet gezien voelen. “Daarin voorziet professionele zorg ook met de opkomst van mantelzorgorganisaties niet of nauwelijks. Het schenken van een kerstpakket mag daarom als een symbolische vorm van zorg worden gezien. Het is een klein gebaar, een lichtpuntje, om mensen die dat behoeven aandacht te geven. Kerstmis als een feest van licht en vrede is een jaarlijks terugkerend scharniermoment. Bij uitstek het moment om iets van het kerstgevoel, van naastenliefde te delen.”
Pia Verhoeven constateert in haar artikel over knikengelen dat volwassenen vaak “mooie herinneringen hebben aan de knikengel. Ze gooiden graag een muntje, destijds vaak een stuiver, in de engel om het hoofdje minzaam te zien knikken. Vandaag de dag zijn de engelen bij kinderen nog steeds populair.” Verhoeven schetst de (maak)geschiedenis van deze gipsen beelden, die meestal uit de eerste helft van de twintigste eeuw dateren. “Als je knikengelen uit diverse kerken met elkaar vergelijkt, blijkt dat ze sterk op elkaar lijken. Dit is niet zo vreemd, want gipsen beelden werden in serie gemaakt, met behulp van een mal,” aldus Verhoeven. In de jaren zestig nam de vraag naar gipsen heiligenbeelden sterk af en verdwenen de meeste fabrieken. Verhoeven: “De vraag naar kerstgroepen en engelen bleef echter onverminderd groot. Als u dit jaar een kerststal bezoekt en u heeft Maria, Jozef en het Kindje Jezus bekeken, let dan ook eens op de engel. Laat u verlokken tot een gift en u krijgt als beloning een dankbaar knikje. Dan kan het kerstfeest echt beginnen.”
Lees de column van kardinaal Eijk
Bestel dit nummer of neem een abonnement op ‘Op Tocht’