De sociale leer is ontstaan als een concreet antwoord op concrete problemen die in de samenleving speelden aan het einde van de 19de eeuw. De slechte omstandigheden waaronder veel mensen hun dagelijks brood moesten verdienen waren een zorg van menige pastoor. Steeds vaker drongen signalen door tot in de top van de Kerk dat de Kerk zich in het licht van het evangelie niet kon onttrekken aan een fundamentele kritiek op een doorgeslagen kapitalistisch systeem. In 1891 schrijft paus Leo XIII dan een eerste encycliek over de sociale kwestie: Rerum Novarum. Deze encycliek werd de opmaat voor een nieuwe manier van kerkelijke betrokkenheid bij de wereld: de sociale leer. Sindsdien zijn er met grote regelmaat pauselijke en bisschoppelijke brieven en documenten verschenen.
Denken en doen
Natuurlijk begon de sociale betrokkenheid van de Kerk al veel eerder. Jezus riep zijn leerlingen concreet op om zich in te zetten voor het welzijn van anderen (zie het evangelie van Matteüs 25,31-46). In de middeleeuwen was de charitatieve zorg voor het overgrote deel in handen van de kloosterorden. Maar wat nieuw was in de 19de eeuw is dat men niet alleen keek naar wat er moest gebeuren, maar ook naar de factoren die er voor zorgden dat mensen in de verdrukking raakten.
Rode draad
De rode draad van de sociale leer wordt gevormd door de liefde. De liefde speelt een rol in de relatie van de mens tot God en tot zijn naaste, van heel klein – in vriendschap, familie, en parochie – tot grote ontwikkelingen in sociale, economische en politieke verbanden. Als ontvangers van de liefde van God worden mensen geroepen liefde voor de naasten om te zetten in daden en zo mee te werken aan een netwerk van liefde.
Voor wie bedoeld?
De sociale leer doet een appel op alle gelovigen, en nog breder, op alle mensen van goede wil die zich willen inzetten voor een wereld waarin er respect is voor de menselijke waardigheid en waarin gestreefd wordt naar solidariteit, gerechtigheid en het algemeen welzijn van eenieder.
Een bouwwerk dat nooit af is…
De sociale leer biedt veel uitgangspunten, maar weinig concrete oplossingen. Daarmee lijkt de sociale leer meer op een bouwwerk dat nooit af is. Iedere tijd opnieuw vraagt om een eigen vertaling in denken en doen.
Beginselen
De katholieke sociale leer is personalistisch. Dat wil zeggen dat zij mensen nooit los van hun omgeving ziet. Persoon en omgeving veronderstellen elkaar. Een mens leeft in een gemeenschap, waarvan de staat een bijzonder, maar niet alles overkoepelend deel uit maakt. De grootste vorm van die gemeenschap is de wereld. Volgens de sociale leer zijn katholieken veel meer wereldburgers dan staatsburgers.
Menselijke waardigheid
Respect voor de menselijke waardigheid is het uitgangspunt van de katholieke sociale leer. Die waardigheid moet beschermd worden, omdat ieder mens geschapen is naar het evenbeeld van God. De menselijke waardigheid is intrinsiek. Dat betekent dat je recht op respect en bescherming niet afhangt van bijvoorbeeld wetten van de overheid. Menselijke waardigheid daagt mensen uit om hun talenten in vrijheid te gebruiken. Maar het houdt ook een verantwoordelijkheid in, voor jezelf en voor anderen, om de vrijheid ook voor anderen te garanderen.
Bonum Commune
Het streven naar de goede samenleving, naar het bonum commune, is niet alleen een taak voor de politiek en de staat. Iedereen is medeverantwoordelijk voor een rechtvaardige samenleving. De katholieke sociale leer is wantrouwend ten opzichte van een sterke overheid en is een voorstander van een sterke rol van het maatschappelijk middenveld: de civil society, zoals milieubewegingen, vakbonden en kerken. Paus Johannes XXIII (1958-1963) vatte het bonum commune als volgt samen: “het complex van maatschappelijke factoren, die de mensen in staat stellen hun persoonlijke vervolmaking vollediger en gemakkelijker te verwezenlijken” (Mater et Magistra, 1961, n. 65).
Subsidiariteit
Omdat de katholieke sociale leer wantrouwend is ten opzichte van een sterke staat, bekijkt zij de organisatie van de samenleving van onderop. Dit is het subsidiariteitsbeginsel, voor het eerst geformuleerd in de encycliek Quadragesimo Anno. Ieder sociaal ingrijpen door de overheid mag slechts hulp brengen aan groepen in de samenleving ter ondersteuning van hun doelstellingen. Alleen als het probleem niet door die groepen kan worden opgelost mag de hogere instantie, zoals bijvoorbeeld de staat, de Europese Unie, en de Verenigde Naties, ingrijpen.
Solidariteit
In iedere samenleving dreigen mensen buiten boord te vallen. Ze worden uitgesloten omdat ze arm zijn of vanwege hun ras of geloof. De katholiek sociale leer is solidair met deze uitgestotenen. Deze solidariteit kent twee dimensies. Ten eerste moeten de uitgestotenen samen werken om gerechtigheid te verkrijgen. Ten tweede wordt er een beroep gedaan op iedereen die (in)direct verantwoordelijk is voor de uitstoting om deze ongedaan te maken. Paus Johannes Paulus II schreef daarover in 1987: “…solidariteit is derhalve niet een gevoel van een vaag medelijden of van oppervlakkige vertedering bij het leed van zovele mensen, dichtbij of veraf. Zij is in tegendeel het vaste en volhardende besluit om zich in te zetten voor het algemeen welzijn van allen en van ieder, omdat wij werkelijk allen verantwoordelijk zijn voor allen” (Sollicitudo Rei Socialis 1987, n. 38).
Verdere informatie over de sociale leer
Het bisdom van Breda bracht in augustus 2011 een special uit van het Bisdomblad over de sociale leer. De bisdommen van Breda en Rotterdam brachten in augustus 2011 een serie geloofsboekjes uit over de sociale leer van de kerk. Het bisdom ’s-Hertogenbosch bracht in juni 2011 een special uit van het Bisdomblad over de sociale Leer. Sinds 2008 heeft het bisdom Haarlem-Amsterdam een centrum voor de sociale leer van de Kerk: www.cslk.nl.