De ‘Derde Metgezel’ van Franciscus

3 mei 2024

In de franciscaanse overlevering staat de zalige Egidio bekend als brenger van vreugde

Na Franciscus’ stadsgenoten Bernardus van Quintavalle en Petrus Cattani is broeder Egidius (Egidio in het Italiaans, red.) de derde metgezel van de Poverello. De eerste twee waren beiden rijk en beschaafd. Zij verlieten alles om de arme man van Assisi te volgen en bij hem in de bosrijke omgeving van de Porziuncola in enkele hutten te gaan wonen, waar ze alleen brood en olijven aten.

Broeder Egidius daarentegen was een eenvoudig en zachtaardig man, die niets hoefde op te geven omdat hij al in een staat van armoede verkeerde. In deze tijd van het jaar herdenken we dat hij zich op 23 april 1208 bij zijn twee vrienden voegde en in 1262 op dezelfde dag van de maand overleed. Hij was in feite een ongeletterde arbeider, die alleen een mantel bezat. En zelfs die gaf hij weg aan een bedelaar die hij op straat tegenkwam.

Prediken en werken

De zalige Egidio van Assisi in levitatie bij paus Gregorius IX. Schilderij van Bartolome Esteban Murillo.

Prediken en werken

Broeder Egidius cultiveerde drie passies: rondtrekken, prediken en werken. De eerste twee hielden verband met zijn vurige toewijding en liefde voor de verkondiging en het voorleven van het evangelie, terwijl hij, wanneer de gelegenheid zich voordeed, als dagloner onder de boeren werkte. Zo voorzag hij zijn broeders van voedsel, maar vooral fascineerde hij hen door de echtheid van zijn geest. Zelfs de meest onwillige wist hij bij God te betrekken.

Als analfabeet legde hij verrassend veel innerlijke wijsheid aan de dag.

Egidius maakte deel uit van de eerste groep broeders die Sint Franciscus in het voorjaar van 1209 naar Rome vergezelde, waar paus Innocentius III de eerste leefregel van de minderbroeders goedkeurde, zij het alleen mondeling.

Pelgrim

In 1212-1213 werd Egidius gedreven door het verlangen naar gebed en contemplatie. Hij ondernam als boetvaardige pelgrim eerst een tocht naar de heilige Jacobus te Santiago de Compostella, daarna naar de heilige Michaël in Gargano en naar de heilige Nicolaas van Bari om vervolgens naar het Heilige Land te gaan, waar hij zijn brood verdiende met nederige en eerlijke dienstbaarheid.

Franciscus had zijn broeders gevraagd om in de eerste plaats te prediken “door hun daden”, dat wil zeggen door de manier waarop ze zich gedroegen, en Egidius paste de aansporing van zijn Meester toe naar de letter. Hij overwon elk taalprobleem, verkondigde de liefde van God in Christus met een prediking die bestond uit gebaren en mimiek, in uiterste eenvoud en effectiviteit. Hij verbaasde zijn toehoorders, trok mensen aan, provoceerde soms, maar altijd bracht hij de toeschouwers ertoe de boodschap te begrijpen die hij wilde overbrengen.

Kluizenaar

Van 1215 tot 1219 leefde Egidius als kluizenaar in de plaats Favarone, in de vlakte van Assisi. In oktober 1226 stond hij samen met broeder Bernardus naast de stervende Franciscus, die, terwijl hij Bernardus probeerde te zegenen, een fout maakte en in zijn blindheid zijn hand op het hoofd van Egidius legde, bijna alsof hij de wederzijdse liefde wilde bevestigen die de twee heilige broeders verenigde.

Egidius zwierf vervolgens verder door Umbrië en onderscheidde zich overal door zijn geest van eenvoud, onthechting en opgewekte ijver, onderbroken door gebed en contemplatie, want – zo beweerde hij met een van zijn schertsende aforismen – “ons vlees is het hout waaruit de duivel brandhout maakt. Wie niet bidden kan, kent God niet.” Hij was in feite een mysticus, die beroemd bleef om zijn veelvuldige extase en wonderbaarlijke verschijnselen van levitatie.

Brenger van vreugde

In de overleveringen binnen de franciscaanse traditie staat de zalige Egidius bekend als de heldere en hardwerkende broeder, de brenger van vreugde. De Fioretti herinneren aan zijn bezoek aan broeder Bernardus toen die stervende was: “Bij het zien van broeder Bernardus, zie Egidius met grote vreugde: “Sursum corda, broeder Bernardo, sursum corda!” (Verhef uw hart).

Het leven van broeder Egidius eindigde op 23 april 1262 in het klooster van Monteripido bij Perugia, waar hij zich had teruggetrokken in stilte en eenzaamheid en waar zijn lichaam nu wordt vereerd, na jarenlang te hebben gerust in de kerk van Sint Franciscus in Prato.

Hij werd door het hele volk ‘zalig’ genoemd, een verering die op 4 juli 1777 door de paus Pius VI werd bevestigd.

De Romeinse Martyrologie (lijst van door de Rooms-Katholieke Kerk erkende martelaren en heiligen) herinnert hem vanwege zijn “onverschrokken geloof en wonderbaarlijke eenvoud”.

Bron: www.minderbroedersfranciscanen.net

Andere berichten

Ga naar de inhoud